Waarom zo vroeg al stoppen?

Ik heb mijn praktijkwerkzaamheden in het Carolus Ziekenhuis beëindigd op 1 juni 2002. Dat kwam voor velen als een verrassing en dat is begrijpelijk, omdat ik toen 51 jaar oud was, eigenlijk veel te jong om met ''pensioen'' te gaan. Er waren enkele redenen om vroegtijdig het praktijktoneel te verlaten. De belangrijkste waren medisch van aard. Ik had destijds al meer dan 2 jaar last van pijn in mijn rechter pols, als uiting van een ontsteking die bij de huidziekte psoriasis past, die ik al vanaf mijn dertiende heb. De ontstekingen waren gelokaliseerd in de gewrichten van de pols (arthritis psoriatica), in verschillende pezen waaronder de Achillespees (enthesitis psoriatica), en de fascies van de voeten (fasciitis plantaris). De pijn en ontsteking reageerden redelijk maar onvoldoende op pijnstillers en ontstekingsremmers. Het was niet zo erg dat ik niet kon werken of dat ik belemmerd werd in het goed uitvoeren van kleine chirurgische ingrepen, maar ik gaf al die tijd mijn patiënten geen hand, omdat dat te pijnlijk was. De assistentes vertelden hen van te voren altijd dat ik ze geen hand gaf, omdat ik wat ''last van de pols had''. Dat vond ik heel vervelend, omdat handen schudden voor en na het consult een belangrijk onderdeel is van dat consult. En patiënten die vaker terugkwamen, reageerden vaak met ''zo, dat duurt lang'', of ''goh, nog steeds?''. Sommigen vroegen wat ik had en er was soms ook – heel begrijpelijk – bezorgdheid bij mensen die een chirurgische ingreep zouden ondergaan of ondergingen.    

Daar kwam nog iets anders bij: ik had veel last van rugpijn en elke dag tegen een uur of twaalf kwam een behoorlijke hoofdpijn opzetten. Die kwam waarschijnlijk vanuit mijn nek, die vaak aangespannen werd wanneer ik me over patiënten heen moest buigen: ''tension headache''. Achteraf realiseerde ik me dat ontstekingen in de wervelkolom als gevolg van psoriasis daarbij ook een rol gespeeld kunnen hebben. Consultatie van de orthopeed, de manueel therapeut en injecties met lokaalanesthetica door de anesthesist gaven hiervoor geen verbetering. En de reumatoloog kon voor de arthritis, enthesitis en faciitis psoriatica ook niet veel meer doen dan pijnstillers en ontstekingsremmers voorschrijven.

Veranderende ziekenhuiszorg in 's-Hertogenbosch

Een tweede reden om vroegtijdig te stoppen was de toekomst van de ziekenhuiszorg in ‘s-Hertogenbosch. Het Groot Ziekengasthuis in de stad was al een aantal jaren daarvoor gefuseerd met het Willem-Alexander Ziekenhuis en nu was een tweede fusie op handen: met het Carolus Ziekenhuis tot één groot medisch centrum, dat later het Jeroen Boschziekenhuis zou gaan heten. Bij de fusie zouden alle maatschappen ook moeten fuseren en daar had lang niet iedereen zin in. Dat gold zeker voor mij: ik bleek de enige die tijdens de stafvergadering hierover tegen de fusie stemde. Waarom wilde ik niet fuseren en met de andere dermatologen een maatschap aangaan? Welnu, sommige collegae hadden een wat andere kijk op de praktijkvoering, maar – ik moet eerlijk zijn – mijn tegenzin lag grotendeels aan mezelf. Ik hechtte zeer aan de solopraktijk die ik altijd gehad heb en vooral dat ik zelf alle beslissingen kon nemen met betrekking tot de praktijk. Ik heb wat autoritaire trekjes en heb een beetje een eigenwijs en eigenzinnig karakter, en dat zou in een maatschap onvermijdelijk tot conflicten geleid hebben en daar had ik weinig trek in. Ik had teveel conflicten gezien in de tijd dat ik stafvoorzitter was geweest. 

Wat minder leuk

Er was een derde reden – en ik vertel dit met enige gêne – om al op jonge leeftijd de praktijk te beëindigen: ik begon wat uitgekeken te raken op de perifere dermatologische praktijk en vond het geleidelijk aan steeds minder leuk worden. Ik was al op mijn 28ste begonnen en had er dus 22,5 jaar opzitten. Inmiddels had ik zoveel ervaring opgedaan, dat ik meer dan 90% van alle gepresenteerde huidziekten en -afwijkingen bij wijze van spreken op mijn ruggenmerg kon diagnosticeren en (hun eigenaren) behandelen. In die tijd werd er door huisartsen veel naar dermatologen verwezen, ook veel voorkomende eenvoudige aandoeningen, die tegenwoordig door hen zelf behandeld worden. Denk aan wratten, waterwratjes, mild constitutioneel eczeem, goedaardige pigmentvlekjes, ontsierende ''wratten'' (uitgerijpte moedervlekken) in het gezicht of fibroompjes (''skin tags'') in de hals of onder de oksel om weg te branden, en actinische keratosen, om er maar een paar te noemen. 

Lentigo solaris (goedaardige pigmentvlek)                                     Skin tags (fibroompjes)

Deze ''kleine pathologie'' was zakelijk gezien weliswaar aantrekkelijk (de oudere dermatologen noemden vroeger de wratten de ''krenten in de pap''), maar als je dag in dag uit hetzelfde doet en weinig intellectuele uitdaging hebt, kan dat wel wat saai worden. Ik realiseer me uiteraard dat heel veel andere mensen, in allerlei beroepen, precies hetzelfde ervaren. Ook de continue druk om te voorkomen dat de wachtkamer vol zou lopen (wat overigens de laatste jaren zelden gebeurde, de meeste patiënten hoefden niet langer dan 10 minuten te wachten en meestal zelfs korter) gaf altijd wat spanning. Daarnaast waren er de jaren daarvoor in het Carolus ziekenhuis veel verbouwingen geweest, onder meer vlak onder ons. Maandenlang elke dag lawaai en het geluid van de klopboor en de cirkelzaag, soms zo hard dat een fatsoenlijk gesprek met de patiënten nagenoeg onmogelijk was, dat had veel stress gegeven.

Vaarwel dermatologie?

Bij het vertrek uit de praktijk ging ik er van uit dat ik hiermee de dermatologie vaarwel had gezegd. Zoals u op vele plaatsen elders op deze website kunt lezen, is daar - gelukkig - niets van uitgekomen. Integendeel, na enkele overgangs-jaren ben ik tot op de dag van vandaag met de dermatologie bezig geweest, maar dan met de wetenschappelijke kant daarvan, vooral de contactallergie.    

Volgende hoofdstuk: