Visitatie

In 1998 werd ik ''gevisiteerd'' door onze beroepsvereniging. Onder visitatie verstaat de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) ''een ter plaatse te verrichten onderzoek waarbij leden van de NVDV in georganiseerd verband de omstandigheden waaronder dermatologen het beroep uitoefenen beoordelen, waar mogelijk op grond van de normen uit het meest recent vastgestelde normenrapport. Teneinde een oordeel te kunnen vellen over de kwaliteit van de dermatologische resp. venereologische beroepsuitoefening wordt aandacht besteed aan m.n. het methodisch-technisch handelen van de dermatoloog, de attitude van de dermatoloog alsmede aan de organisatie van de zorgverlening. Doel van de visitatie is de kwaliteit van de door de dermatologen te leveren zorg te bewaken en te bevorderen''.

 

Een belangrijk onderdeel van de visitatie bestond uit het beoordelen van een aantal willekeurig uit de archiefkast gehaalde statussen. Destijds werden alle gegevens nog in papieren statussen verzameld, waaronder natuurlijk mijn aantekeningen en alle uitslagen. Elk discipline had een eigen status voor iedere patiënt. Op een gegeven moment werd het onzalige plan gelanceerd voor één patiëntstatus voor alle afdelingen in het ziekenhuis in een centraal archief. Ik heb me daar heftig tegen verzet, want het zou natuurlijk onbegonnen werk worden om de status te vinden wanneer die niet in het archief aanwezig was. Het plan is, geheel terecht, afgeblazen.                  

 

Hiernaast staat Corina voor de archiefkast.

Tegenwoordig bestaat de visitatiecommissie uit 8 leden, destijds waren het er twee, vergezeld van een ambtelijk secretaris van het Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO), die zorgde voor de verslaglegging. Als instrumenten om tot een beoordeling, conclusies en adviezen te komen had de commissie de volgende gereedschappen tot haar beschikking: 1. de antwoorden op een zeer uitgebreid vragenformulier, waarin alle aspecten van de praktijkvoering in extenso gedocumenteerd werden; 2: gesprekken met mij tijdens de visitatie; 3: bezichtiging van de polikliniek en het ziekenhuis, en 4: gesprekken met mijn secretaresse en doktersassistente, met een afgevaardigde van de plaatselijke huisartsenvereniging (die ter voorbereiding een enquête had gehouden onder 12 huisartsen), met de voorzitter van de Raad van Bestuur (directeur) Frank Vernooy en met de voorzitter van de medische staf, Albert Smeets. De conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn hieronder weergegeven. Daarachter worden nog enkele punten uit het rapport besproken.

Wat heb ik er mee gedaan?

U kunt zich voorstellen dat ik heel blij was met de conclusies van dit rapport en met de aanbevelingen had ik ook niet veel moeite. Het samenwerken met andere dermatologen hoefde gelukkig niet. In juni 2002, toen ik de praktijk beëindigde, waren het Carolus-Liduina Ziekenhuis (het Liduina Ziekenhuis in Boxtel was door de Carolus-organisatie overgenomen) en het fusieziekenhuis van Groot Ziekengasthuis en Willem-Alexander Ziekenhuis (Bosch Medicentrum) al wel formeel gefuseerd tot Jeroen Boschziekenhuis, maar wij hadden nog onze eigen locatie en de facto was er niets veranderd.

Wat congresbezoek betreft, dat was in 1998 inderdaad minimaal: 1 dag en een refereeravond. In 2000 heb ik gedurende 2,5 dag congressen bezocht, terwijl een halve dag voldoende zou zijn geweest om aan de accreditatie-eisen te voldoen door mijn publicaties. Ik had het advies van de visitatiecommissie blijkbaar toch ter harte genomen. Overigens ben ik er van overtuigd dat men tijdens congressen weinig leert. Er zijn maar heel weinig sprekers die een fatsoenlijke voordracht kunnen houden, mensen kunnen maar 10 minuten echt geconcentreerd blijven, het aanbod van informatie op 1 dag is veel te groot en veel congresgangers (waaronder ik) doezelen in een donkere en warme zaal vaak weg. Die congressen zijn fijn voor mensen die het leuk vinden om te reizen en uitstapjes te maken, te netwerken en ’s avonds met zijn allen aan een copieus maal te zitten met een flinke portie wijn. Op 1 na allemaal dingen die ik verafschuw.  

Protocollen

Om conclusie 1 met betrekking tot mijn ''daadkracht om organisatorische problemen acuut op te lossen'' moest ik een beetje grinniken, ik wist waar dat op doelde. Tijdens de lunch vroeg de voorzitter van de visitatiecommissie me of ik een protocol voor behandeling van shock had, bijvoorbeeld als gevolg van een allergische reactie op een lokaalanestheticum of aethoxysclerol, dat gebruikt wordt voor het spuiten van spataderen. Ik moest ''neen'' antwoorden. Ik vroeg toen ''wil je me even excuseren'', liep van de lunchtafel weg en stiefelde naar de afdeling cardiologie, waar ik Hoc Tan, een van de cardiologen, tegen het lijf liep. Ik vertelde dat ik op dat moment in een visitatie-sessie zat en vroeg of hij zo’n protocol had. Ook hij moest ''neen'' verkopen. ''Zullen we dan binnenkort samen een protocol schrijven'', stelde ik voor, en zijn antwoord was ''prima''. Dus binnen 8 minuten zat ik weer naast de voorzitter van de visitatiecommissie en vertelde dat ik met de cardioloog had afgesproken dat we binnenkort een protocol gaan schrijven (wat we later ook gedaan hebben, meen ik). Hij was zichtbaar onder de indruk, en dat moet tot conclusie 1 geleid hebben.

Mijn eigen protocollen heb ik, op aanbeveling van de visitatiecommissie (aanbeveling 3), inderdaad gepubliceerd in 3 artikelen:

  • De Groot AC, Warmerdam C. Het registreren van diagnosecodes: een protocol en ervaringen. Ned Tijdschr Derm Venereol 1999;9:218-224
  • De Groot AC, Warmerdam C. De patiëntenpopulatie in een perifere dermatologische praktijk. Mogelijkheden en beperkingen van registratie. Ned Tijdschr Derm Venereol 2000;10:281-284
  • De Groot AC. Beoordeling van verdachte gepigmenteerde afwijkingen. Het vastleggen van relevante gegevens. Ned Tijdschr Derm Venereol 2001;11:238-241

Of de protocollen door andere dermatologen zijn overgenomen is me niet bekend en ik geloof niet dat ik daarna een medisch beleidsplan heb opgesteld (aanbeveling 4). Wel ben ik daarna begonnen met het opstellen van jaarverslagen, wat door zich verder ontwikkelende digitalisering en automatisering een stuk gemakkelijker was geworden.

 

Volgende hoofdstuk: