Patch testing: het hele verhaal van 1986 tot 2022

Wat is patch testing?

Patch testing is de Engelse benaming voor ‘plakproeven’ oftewel epicutaan allergologisch onderzoek. Dat is de diagnostische methode om contactallergie aan te tonen, een vorm van overgevoeligheid (type-IV allergie, vertraagd type overgevoeligheid), die bij contact met de stof op de huid kan leiden tot allergisch contacteczeem. Een mens kan voor allerlei stoffen allergisch worden: metalen, geneesmiddelen, kleurstoffen, lijmstoffen, parfums, etherische oliën, cosmetica en –bestanddelen, rubber, plastic, planten, bloemen, oliën, noem maar op. Bekende voorbeelden van allergenen (stoffen die contactallergie veroorzaken) zijn metalen (vooral vroeger: oorbellen, jarretels [als u nog weet wat die zijn], de knopen van een spijkerboek), haarverf door het bestanddeel parafenyleendiamine en de henna-tatoeage, die ook deze kleurstof bevat. Epicutaan allergologisch onderzoek wordt uitgevoerd door dermatologen bij patiënten die eczeem hebben en bij wie vermoed wordt of de mogelijkheid aanwezig is dat contactallergie van dat eczeem de oorzaak is of daarbij een rol speelt. Soms is het meteen duidelijk, zoals in het geval van allergie voor een hennatatoeage of haarverf (eczeem van het hoofd, gezicht, oren, oogleden), soms geheel onduidelijk. In alle gevallen worden plakproeven gedaan om de oorzaak van het eczeem te vinden of te bevestigen. Dan wordt (in Europa) een zogeheten basisserie van ongeveer 25 allergenen, die het meest frequent contactallergie veroorzaken, getest. Die stoffen worden aangebracht in plastic of aluminium kuipjes op de rug en met pleisters gefixeerd. Na 2 dagen wordt alles van de rug gehaald en de testen op dat moment, 1 of 2 dagen daarna en als het goed gedaan wordt ook nog 5 dagen later afgelezen. Een positieve reactie, die een contactallergie aantoont, bestaat uit jeuk, roodheid, zwelling van de huid, en eventueel blaasjes. Meer informatie kunt u vinden op deze pagina, net onder Lijst van Nederlandse publicaties.

Sterk positieve plakproefreactie (+++) met roodheid (erytheem), zwelling (oedeem) en blaasjes

 

Positieve plakproefreactie links onder op de rug; de inktstreepjes geven aan waar de allergenen hebben gezeten (ertussen) om het aflezen de dagen na het verwijderen van de allergenen en pleisters te vergemakkelijken

Juiste concentratie en oplosmiddel

De allergenen moeten voor een betrouwbaar testresultaat in de juiste concentratie (die grofweg kan variëren van 0.01% tot 100%) en het juiste vehiculum (basis, oplosmiddel) worden aangebracht. Het vehiculum is meestal vaseline (zachte paraffine, vaseline is eigenlijk een merknaam; in het Engels petrolatum), soms water, alcohol, aceton of methylethyl-keton. De keuze van de basis is afhankelijk van de eigenschappen van het allergeen, het moet vanuit het vehiculum zo goed mogelijk de huid ingaan om een positieve plakproefreactie te kunnen geven. De concentratie van de stof is ook heel belangrijk. Kies je een te lage concentratie, dan is de hoeveelheid van het allergeen te laag om een positieve reactie te veroorzaken, ook bij patiënten die er wel allergisch voor zijn. De reactie is dan negatief, terwijl die positief had moeten zijn: fout-negatief (overigens gebruikt men meestal de – foutieve – term ''vals-negatief'', een letterlijke vertaling van het Engels false-negative).

Anderzijds, kies je een te hoge concentratie, dan kan dat leiden tot extreem sterke plakproefreacties met spreidend eczeem bij mensen die er allergisch voor zijn of zelfs tot ''actieve sensibilisatie''. Dat houdt in dat de patiënt voor het testen nog niet allergisch was voor dit allergeen, maar er door de test allergisch voor wordt. Ook kan een te hoge concentratie leiden tot een irritatiereactie van de huid, die heel moeilijk van een ''echte'' allergische reactie te onderscheiden is. Je diagnosticeert dan contactallergie, terwijl de patiënt helemaal niet allergisch is. Dan is er sprake van een fout-positieve reactie. In extreme gevallen zou bij het testen van een irriterende stof zelfs een gat in de huid van de patiënt ''gebrand'' kunnen worden. Alle reden dus om een juiste concentratie en juist vehiculum te gebruiken. Er zijn ongeveer 650 allergenen commercieel verkrijgbaar voor plakproeven. Daarvan is grotendeels bekend wat de optimale concentratie en basis is. Maar de mens komt natuurlijk met veel meer stoffen in aanraking en die moeten dus eventueel met plakproeven getest worden. Hoe bepaal je dan een optimale testconcentratie en vehiculum? Na dit college over contactallergie kom ik dan eindelijk waar ik hier over wil vertellen: mijn boek Patch testing.  

Patch testing: het boek

Eerder al waren onze boeken Unwanted effects of cosmetics and drugs used in dermatology (eerste en tweede editie, 1983 en 1985) uitgegeven. Daarin hadden Johan Nater en ik heel veel testconcentraties en vehicula opgenomen, afkomstig uit diverse leerboeken. Maar heel veel testconcentraties , die we vonden in oorspronkelijke publicaties over contactallergie, waren in de betreffende boeken niet aanwezig. Met andere woorden, wanneer iemand gegevens zocht over een wat minder veel voorkomend of zeldzaam allergeen, dan moest een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan worden om die data te vinden. Als het al lukte, want artikelen over contactallergie werden in een groot aantal tijdschriften gepubliceerd. In die tijd waren er nog nauwelijks personal computers, laat staan databases zoals PubMed, waar je tegenwoordig maar een paar trefwoorden hoeft in te voeren om duizenden tijdschriften te doorzoeken. Ik kreeg dus al snel het idee om alle literatuur over contactallergie waarin concentraties en vehicula voor plakproeven vermeld stonden door te spitten en de gegevens te bundelen in een nieuw boek: Patch testing.

De eerste editie van Patch testing uit 1986, uitgegeven door Elsevier, en de vijfde editie uit 2022, 36 (!) jaar later, uitgegeven in eigen beheer (acdegroot publishing). Het aantal stoffen waarvan testconcentraties en vehicula worden gegeven is in die tijd gestegen van 2800 naar 5200, het aantal pagina’s van 295 naar 615 (meer dan een verdubbeling) en het aantal literatuurreferenties nam toe van 295 naar 1068. De opzet is in essentie dezelfde gebleven, maar veel fouten in de nomenclatuur die in de literatuur gebruikt werd zijn in de loop van de tijd gecorrigeerd. Ook hebben de allergenen nu CAS nummers (Chemical Abstract Service, www.cas.org) gekregen, zodat hun identiteit beter vaststaat