Tijdelijke onderbreking

Op 9 juli 1980, in het eerste jaar van de praktijk, zijn Janny en ik getrouwd in Haren, Groningen. We gingen op huwelijksreis naar Portugal, met de tent, wel te verstaan, omdat ik altijd nogal krenterig ben geweest en we immers net pas begonnen waren met werken. In de Algarve werd ik ziek met, zo voelde het althans, tamelijk hoge koorts. Ik wilde naar huis, wilde Janny niet laten rijden en na 2 dagen waren we weer in Vught. Het was vrijdagavond en de koorts was verdwenen. Daar sloeg het noodlot toe. Het was tamelijk koud en we hadden de open haard aan. Die dreigde op een gegeven moment uit te gaan, dus richtte ik er een straal spiritus op. Dat had ik beter niet kunnen doen. Een steekvlam schroeide het plafond van de kamer en mijn rechter broekspijp stond in brand. Snel de broek uitgedaan en langdurig onder de kraan (mijn been, wel te verstaan, niet de broek), maar mijn huid van het onderbeen was flink verbrand en was akelig pijnlijk. En we waren net begonnen met de praktijk…..

 

Ik vertoonde ontwijkingsgedrag, maar ontkwam er niet aan: na verwijdering van het necrotisch (= dood) weefsel zouden er huidtransplantaten, afkomstig van het bovenbeen, op aangebracht moeten worden. Kees Pennings, de ontzettend aardige anesthesist, stelde me gerust dat hij er voor zou zorgen dat ik niet te veel pijn zou hebben en schreef blijkbaar een fikse dosis barbituraten voor. De operatie, uitgevoerd door de plastisch chirurg van het Carolus Ziekenhuis, Hans K., verliep niet zonder problemen. Blijkbaar had ik een stollingsstoornis en de wonden bloedden dusdanig heftig, dat huidlappen ervan af zouden drijven. Dus de ene na de andere zak met bloed erin en koud en nat houden dat been in de hoop dat het bloeden zou stoppen. Daardoor duurde de operatie veel langer dan gepland. Dat gaf weer onrust bij Janny, die als voormalig operatieverpleegkundige wist hoe lang zo’n operatie ongeveer zou duren. Mijn echtgenote en mijn moeder in de zenuwen en in tranen.

Goed, na een flink oponthoud konden de transplantaten dan toch worden aangebracht, de wonden werden verbonden en ik naar de verkoeverkamer gebracht. Toen ik wakker werd voelde ik me ……….misselijk, misselijk, misselijk. Bijwerking van de barbituraten, dus de spuugbakjes moesten regelmatig worden vervangen. Kees was direct na de operatie op vakantie gegaan. Een week later kwam hij terug en vroeg direct aan de plastisch chirurg ''Hoe gaat het met Ton, Hans''? ''Nog steeds misselijk, Kees'', antwoordde de chirurg pesterig.

Twee of drie weken later was ik, in de rolstoel en met het been zoveel mogelijk omhoog, al weer aan het werk. Hans maakte me tot voorbeeld voor patiënten met soortgelijke verwondingen, die na 2 maanden nog niet aan het werk ''konden'': ''Onze dermatoloog ging met ergere verbrandingen na een paar weken al weer aan het werk!'' Ik heb daarna nog wel vele jaren last van dat been gehouden wanneer ik lang moest staan.

Volgende hoofdstuk: