De weg naar 's-Hertogenbosch

Waarom wordt een mens dermatoloog? In de beschrijving van mijn opleiding gaf ik het al aan: ''Door een speling der natuur wist ik al op jonge leeftijd dat ik dermatoloog wilde worden''. Die speling zorgde ervoor dat ik psoriasis heb, een chronische huidziekte gekenmerkt door roodheid en zilverwitte schilfering, vooral op de ellebogen, de knieën, onderop de rug en op het behaarde hoofd. De oorzaak ervan is onbekend, maar het wordt beschouwd als een auto-immuun-aandoening. Veel patiënten met psoriasis krijgen ook ontstekingen in de pezen (enthesitis psoriatica) en gewrichten (arthritis psoriatica). De afwijkingen aan mijn huid zijn begonnen toen ik 13 was (een klassieke beginleeftijd) en de pees- en gewrichtsontstekingen in 1999. Sindsdien gebruik ik daarvoor dagelijks ontstekingsremmers en pijnstillers, die de ontstekingen en de pijn behoorlijk goed onderdrukken, maar ik moet ze wel blijven gebruiken, anders verergert het. Met mijn huid gaat het gelukkig al heel lang goed (afkloppen). In ieder geval: ik wilde dermatoloog worden en dat is gelukt.

In het laatste halfjaar van mijn opleiding, die tot 31 december 1979 duurde, had ik besloten om na mijn afstuderen niet in Groningen te blijven. Ik had de baan van chef de policlinique aangeboden gekregen, als opvolger van dr. Kruizinga, maar prof. Klokke wilde me niet in de gelegenheid stellen om te promoveren en daarom bedankte ik voor de eer. Ik moest dus een praktijk zoeken en solliciteerde op een vacature in het oosten van het land. Daar gaf men de voorkeur aan een andere sollicitant. Ik was daar verbaasd en boos over. Het gerucht ging namelijk, dat de betreffende collega al 3x voor zijn chirurgie-examen gezakt was en dat hij de vierde keer, toen het gelukt was, zo onder de indruk was van zijn eigen prestatie, dat hij ter plekke de verkeerde uitgang nam en in de bezemkast terecht kwam. En van zo iemand had ik verloren? Overigens past me  hier wel enige bescheidenheid, ik was immers zelf ook bijna op het chirurgie-examen gestrand. Goed, elk nadeel heb zijn voordeel, om de onsterfelijke uitspraak van de grote filosoof Cruyff maar weer eens te gebruiken, en dat voordeel was dat ik in ’s-Hertogenbosch ging kijken en daar met open armen ontvangen zou worden. Het ging om een praktijk in twee ziekenhuizen, het katholieke Carolus Ziekenhuis en het protestantse Willem-Alexander ziekenhuis. Ik had daar wat bedenkingen tegen, omdat ik altijd weinig Bijbelvast ben geweest en toen al niet zo van de heilzame werking van religie overtuigd was. Niettemin besloot ik toch te gaan solliciteren. De zittende dermatoloog instrueerde me: ''In het Carolus maakt het niet uit wat je bent, als je in het Willem-Alexander maar protestants bent''. Dus, daarnaar tijdens het sollicitatiegesprek gevraagd in ''het WAZ'', prevelde ik braaf dat ik ''van protestantse huize'' was. De gezichten van de leden van de sollicitatiecommissie lichtten op……...     

  

Carolus Ziekenhuis

De zittende dermatoloog was, zo hoorde ik van diverse kanten, in de loop van de jaren van een keurige katholieke heer, die nog functies bekleed had in de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, veranderd in iemand die er wat zonderlinge opvattingen over de dermatologie en de praktijk op na hield. Ik ga daar uit piëteit niet verder op in (helaas, u mist een stel smeuïge verhalen), maar het gevolg was wel dat hij een heel klein praktijkje had. De katholieken in het Carolus kwamen nog wel (''Meneer dokter''), zij het in geringe aantallen, maar de protestanten uit de Bommelerwaard pikten zijn zonderlinge gedrag niet, zodat hij daar nog maar 3 middagen per week enkele patiënten zag. Dat baarde me wel enige zorgen, omdat die patiënten naar het Groot Ziekengasthuis in het centrum van Den Bosch  gingen en ik niet wist of ze wel naar mij zouden komen.

   

Willem-Alexander Ziekenhuis

In ieder geval: de sollicitatiegesprekken verliepen naar mijn gevoel goed. Wel kreeg ik wat tegengas in het WAZ van de directeur, Rudolf Spittuler, toen ik aangaf dat ik mijn vrouw (of eigenlijk verloofde, we waren nog niet getrouwd) Janny als assistente wilde hebben. Hij was bang dat ze privé niet van werk zou kunnen scheiden en dat we onenigheid zouden kunnen krijgen op het werk. Een niet onlogische gedachtegang overigens. Toch is hij overstag gegaan, later schreef een collega me waarom. ''Ik zat in je toelatingscommissie en zonder verder wikken en wegen ben je aangenomen omdat we er van overtuigd waren iets bijzonders aan de haak geslagen te hebben''. Wel heeft Rudolf later, toen de praktijk gestart was, 2 hele dagdelen bij Janny gezeten om te kijken of het allemaal wel goed ging. 

En dat ging het, wat voornamelijk te danken is geweest aan haar. Al die tijd dat we samen in de praktijk gewerkt hebben, heeft ze me, in aanwezigheid van patiënten, consequent met ''dokter'' en ''u'' aangesproken en sprak tegen hen steevast over ''dokter De Groot''. Dat heeft ze jaren volgehouden en het raakte zo ingeburgerd, dat ze zich ’s avonds thuis wel eens vergiste en in alle ernst ''u'' tegen me zei. Geen van de patiënten had in de gaten dat we getrouwd waren, tot in 1983 een oudere dame, die elke week kwam vanwege ulcera crurum (''open benen''), het door had. Overigens was zij ook degene die aan Janny gemerkt had dat ze zwanger was, en wel voordat we het zelf wisten………

Mijn vrouw Janny als doktersassistente in de praktijk, eind jaren 1990

Sollicitatie geslaagd

Ik werd tot beide ziekenhuizen toegelaten (dat zal ergens in oktober 1979 geweest zijn) en kon de praktijk per 1 januari 1980 overnemen, precies één dag na het voltooien van mijn opleiding tot dermatoloog in Groningen. Er was dus werk aan de winkel. Het was in die tijd gebruikelijk dat de goodwill voor de praktijkovername een bedrag was van de jaaromzet minus de verplichte pensioenbijdrage. Dan kon ik de zaak dus voor een gering bedrag overnemen, omdat de zittende dermatoloog immers maar heel weinig patiënten had. Hij rekende echter anders. Toen hij begon, zo redeneerde hij, was de waarde van een verwijskaart 5 gulden; nu was de waarde van de verwijskaart 35 gulden, 7x zo veel. Daarom wilde hij 7x de 50.000 gulden, die hij aan zijn voorganger betaald had, van mij incasseren. Dat gaf nog even problemen en ik nam contact op met de directeur van het Carolus, Sjoerd de Jong, een voormalig chirurg uit Friesland. Die wist wel raad: ''vL, als je vervelend blijft doen, smijt ik je er uit en zet De Groot er in en dan kun je naar je goodwill fluiten''. De collega koos eieren voor zijn geld en de overnamesom werd vastgesteld op iets meer dan de jaaromzet, dus ik was hem ook iets tegemoetgekomen. Later zou een van de KNO-artsen in het Carolus de profetische woorden ''Je hebt een kruidenierszaakje op de hoek gekocht en kunt er een Albert Heijn van maken'' uitspreken.

Haatdragend was de zittende collega overigens niet. Korte tijd later zou hij zelf een afscheidsreceptie voor zijn patiënten organiseren waar ik geïntroduceerd kon worden. Met verbazing en ook met enige plaatsvervangende schaamte zag ik de oude baas daar staan, met echtgenote aan zijn rechter zijde en maîtresse aan zijn linkerzijde.      

Het was voor mij natuurlijk onmogelijk om op 1 januari 1980 de praktijk op te starten, dus sprak ik met de ziekenhuizen af dat het 1 februari werd. In de tussentijd moest er van alles georganiseerd worden en Janny en ik moesten natuurlijk naar Brabant verhuizen. Gelukkig was de huisvesting snel geregeld. De directeur van het Carolus Ziekenhuis vertelde dat ik tijdelijk het huis kon huren van een van de anesthesisten, die net een ander huis had gekocht in Vught. En zo verhuisden we begin januari 1980 van Groningen naar Vught. Ik kan me er niet veel meer van herinneren. Wat ik nog wel weet is dat ik vergeten was de laden van 80 centimeter diep in een antiek bureau, dat ik eerder gekregen had van de vader van mijn vriend Peter Bartstra, op slot te doen. Dus toen - ik stond er bij - het bureau werd opgetild en schuin gehouden, vloog er zo’n zware lade rakelings over de kruin van een van de verhuizers. Als het iets schuiner was geweest, zou hij zijn gebit kwijt geweest zijn of een hersenschudding hebben opgelopen. De heren bleven er verbazingwekkend laconiek onder.

Snel alles organiseren

Verder moest er natuurlijk in de maand januari van alles voor de praktijk geregeld worden. Ziekenfondsen en huisartsen informeren, briefpapier, receptenblokken, zorgen dat ik de juiste apparatuur kreeg, kennismaken met stafleden en andere belangrijke ziekenhuismedewerkers, contact opnemen met de plaatselijke bankdirecteur, rekening regelen en natuurlijk fondsen voor de goodwill krijgen. Dat laatste was geen enkel probleem. De ABN wilde me het liefst zo veel mogelijk geld geven (''u mag best wat meer opnemen, dokter''). Tja, niet zo vreemd, de rente was gigantisch hoog en de financiële vooruitzichten van beginnende medisch specialisten uitstekend. Een jaar later zouden we een huis kopen in Den Dungen en op de hypotheek moesten we bijna 12% rente betalen! Daar staat tegenover dat je op deposito’s 8% op maandbasis kreeg. Dat waren nog eens tijden; nu krijg je 0,1% rente op een deposito voor een jaar. Verder zijn we in die maand ook nog door de burgemeester van Vught uitgenodigd om kennis te komen maken; de rode loper werd wel voor ons uitgerold!

Met dank aan Claude Serre

Kunt u niet eerder beginnen?

Een van de mooiste herinneringen is dat we medio januari werden gebeld door de secretaresse van de zittende dermatoloog, die in die tijd nog de praktijk bemande voor het maken van afspraken en andere telefoontjes. Ze vroeg me of ik niet eerder kon beginnen dan 1 februari, want ze kreeg enorm veel telefoontjes en de spreekuren in het WAZ liepen al behoorlijk vol…. Het gerucht van een new sherrif in town had zich snel verspreid in de Brabantse dreven en de Bommelerwaard! Mijn zorgen bleken al snel onnodig. Uiteraard heb ik ook mijn opwachting gemaakt bij de collegae in het Groot Ziekengasthuis, Siebert Holla en Wicher Bergsma. Dat was een zeer plezierige ontmoeting. Ze heetten me van harte welkom in Den Bosch en voorspelden dat ik een grote praktijk zou krijgen! 

Volgende hoofdstuk: