Reacties op het proefschrift

Al in de jaren voor de promotie werd ik regelmatig benaderd door journalisten voor interviews over cosmetica. Meestal hadden ze eerst contact opgenomen met de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie of de afdeling dermatologie van een academisch ziekenhuis, die ze vervolgens naar mij verwezen. Men wist daar uiteraard door mijn activiteiten in de Commissie Contactdermatosen en mijn publicaties in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en de Nieuwsbrief Contactdermatologie, dat ik met onderzoek naar cosmetica bezig was. Meestal ging het over bijwerkingen, claims van werkzaamheid, vooral tegen rimpels, en de inhoud van termen als ''hypoallergeen'' en  ''dermatologisch getest''. Dat leidde tot een aantal artikelen in nationale kranten, waarin ik geciteerd of geïnterviewd werd.

Radio en televisie

Ook ben ik in een aantal korte fragmenten op de televisie geweest, zelfs op de Duitse tv, waar ik auf Hochdeutsch vertelde hoe belangrijk het is om etikettering van cosmetica verplicht te stellen. Het leukste vond ik mijn radio-optredens bij Wim Bosboom en Ellen Brusse op zaterdagochtend in de Tros Nieuwsshow (ik denk dat dit ná mijn promotie is geweest). De luisteraars hadden van te voren allerlei vragen kunnen stellen over cosmetica en die werden dan door mij beantwoord. Dat was de eerste keer zo’n succes, dat ik daarna nog twee keer in dezelfde show ben geweest. Ik had gezegd dat ik een beetje opzag tegen dat heen en weer rijden. Geen probleem, iemand van de studio kwam me halen en bracht me weer terug. Ik kon het heel goed met Ellen Brusse en Wim Bosboom vinden, we waren goed op elkaar ingespeeld en er werd flink gelachen tijdens de live-shows. Op een gegeven moment vroeg Bosboom, die al wat ouder was, tijdens de uitzending, over cosmetica: ''En aluin, dr. De Groot''? Ik antwoordde ''Ik denk eerlijk gezegd dat dat wat voor mijn tijd geweest is, mijnheer Bosboom''. Aluin is een natuurlijk mineraal dat vroeger behoorde tot de standaard scheeruitrusting. De steen werd gebruikt om het bloeden van kleine scheerwondjes snel te stoppen, net zoals dat met zilvernitraat (''de helse steen'') in de dermatologie gebeurt. In die tijd waren de scheerapparaten al zo goed en ook ingeburgerd, dat er weinig meer met een echt mes werd geschoren. Ik bracht ook diverse anekdotes in. Zo claimde een luisteraar bepaalde effectiviteit van een cosmeticum. Wat ik daarvan vond? ''Daar moet ik mijn oude leermeester uit Groningen, dr. Edze Kruizinga, citeren'', antwoordde ik. ''Hij placht in een dergelijke situatie te zeggen ''Eerst zain, dan leuben''. Dat was Gronings of namaak Gronings voor ''eerst zien, dan geloven''. De meeste stadjers (oorspronkelijke bewoners van de stad Groningen) verstonden zijn Gronings overigens slecht. Maar zijn kritische attitude heb ik overgenomen, dus laat eerst maar bewijs zien, zou ik willen zeggen''. Kort daarna belde Kruizinga me op, hij had het gehoord en bedankte me voor de reclame die ik voor hem gemaakt had. Hij vond het heel leuk.

Kranten

Aan mijn proefschrift werd in de media veel aandacht besteed. De Knipselkrant Aktueel (dat werd destijds blijkbaar met een ‘k’ geschreven) van de Rijksuniversiteit Groningen wijdde er zelfs een heel themanummer aan. Artikelen werden gepubliceerd in de Volkskrant, de Telegraaf, Nieuwsblad van het Noorden, De Gelderlander,  Brabants dagblad, Leeuwarder courant, Algemeen dagblad, Het vrije volk, Dagblad Noord Limburg, Limburger, Drents Asser courant, Nieuw Kamper dagblad, Nieuws van de dag, Deventer dagblad, Gelders Overijsselse courant, Rotterdams nieuwsblad, Nieuw Apeldoornse courant,  Leidse courant, Dagblad Rijn en Gouwe, Twentse courant, Meppeler courant en De stem.

In de landelijke kranten werd vaak een – meestal niet erg flatteuze, ik ben nooit erg fotogeniek geweest – foto of fotootje toegevoegd.

Opmerkelijk genoeg kreeg vooral mijn onderzoek over bijwerkingen van cosmetica in de algemene bevolking en in de groep van cliënten van schoonheidsspecialisten de meeste aandacht. Daaruit was gebleken dat 12% van de algemene bevolking en 28% van de cliënten van schoonheidsspecialistes in de voorafgaande 1-5 jaar wel eens een bijwerking van een cosmeticum had gehad. Dat werd door de media vaak volkomen uit zijn verband gerukt en er kwamen koppen als ''Een miljoen Nederlanders krijgt jeuk en rode plekken'', ''Geïrriteerd door de schoonheidsspecialisten'', ''Cosmetica geven veel bijwerkingen'', ''Kwart klanten beautysalons na afloop naar de dokter'' (een volkomen onjuiste weergave van zaken), ''Bijwerkingen bij klanten van schoonheidsspecialisten'', ''Cosmetica heeft te veel nare bijwerkingen'', ''Veel klachten over make-up'', ''Vaak bijverschijnselen na gebruik cosmetica'', en ''Kwart klanten schoonheidsspecialist heeft last van bijwerkingen''. De Telegraaf maakte het helemaal bont met ''Wie mooi wil zijn moet lijden ..…''. Tja, dan moet je natuurlijk niet gek opkijken dat sommigen in de cosmetische industrie een hekel aan me hadden (en ook een beetje bang voor me waren). Overigens heb ik er ook een aantal adviseurschappen bij cosmeticafirma’s en allerlei opdrachten aan overgehouden. Van schoonheidsspecialistes zelf heb ik nooit vervelende reacties gekregen. Gelukkig citeerde het Brabants Dagblad me in de kop met ''Ik ben geen vijand van cosmetica''. Wel jammer dat nou net die ene foto waarop ik een zeer arrogante uitstraling heb werd uitgekozen.  

Uiteraard besteedden ook de ''huisbladen'' van het Carolus en het Willem-Alexander ziekenhuis aandacht aan mijn promotie.

Volgende hoofdstuk: